Ekmek

Twintig jaar.
Dit jaar, 2021, is mijn aandoenlijke gele autootje precies twee decennia oud. Twintig glorieuze gele jaren, zij het inmiddels wat verbleekt door de zon.

Begin 2001 van de band gerold, nieuw en blinkend uit de fabriek. Een klein, weinig aantrekkelijk Japans ontwerp. Vierkant, hoekig, en behoorlijk lelijk. Praktisch qua indeling en qua afmetingen, handig voor in de stad, en met een hoge instap voor ouderen, voor wie het ding zeer waarschijnlijk ontworpen is.
Zelfs zo standaard, zo karakterloos, dat Opel precies hetzelfde model onder een andere naam heeft uitgebracht. Ook nu rijden er nog talloze van rond, precies zoals de mijne. Maar de mijne is geel.
Dat is, was, en blijft mijn enige wens voor een auto. Hij moet geel zijn.

Afgelopen week stond ik voor een dilemma. De gevreesde APK keurde mijn oude rammelbakje af. Er zouden forse reparaties nodig zijn. Of hij dat nog waard was.
Laten we eerlijk zijn, het is geen chique oldtimer. Het resultaat van massaproductie. Zoveelstehands gekocht voor een paar honderd euro. Oudijzerprijs rondom de vijf tientjes.
Mijn gele Dinkytoy heeft een grauwe, minimalistische plastic inrichting, vlekkerige bekleding, en haalt met wind mee net de 110 km/pu. De centrale deurvergrendeling heeft al jaren geleden de geest gegeven. Meestal werken de ramen, soms ook niet. Als het regent piept de v-snaar. Wanneer het vriest is hij tot aan het stuur bevroren. De radio werkt uitsluitend bij voorkeurszenders. Het slot van de tankdop zit daar enkel voor spek en bonen. De snelheidsmeter heeft een afwijking van zo’n vijftien kilometer beide kanten op, en het blijft raden hoeveel benzine er nog in de tank zit.

Een paar jaar geleden was de schakelbak aan gort. De versnelling bleef niet meer in de 5 staan, je moest hem zelf blijven tegenhouden. Meer kilometers dan me lief is heb ik met mijn knie tegen de pook gedrukt de snelweg getrotseerd. Bijrijders spontaan gebombardeerd tot schakel-assistent; ik rijd, jij houdt hem in de vijfde vast.
Deze winter was het zo ijzig dat alle deuren muurvast zaten dichtgevroren. Dagenlang ben ik via de achterklep, over de stoelen heen geklommen om binnen te komen.

Vroeger, ruim voordat ik hem had, was hij vast egaal van kleur. Inmiddels heeft de neus de kleur van vanillevla, de achterkant lijkt onaangedaan zonnig, en alles daar tussenin is op zijn best een vlekkerig eigeel. Fifty shades of yellow.
Hij heeft een naam, die ik er zelf in grote zwarte letters op heb geplakt. Ekmek, dat is vermoedelijk Turks voor broodje.

Terug in de garage. De APK. Of ik de reparaties zie zitten. Of de auto het waard is. Ik kaats de vraag terug, heb hier geen verstand van. Op deze momenten had ik graag een vader gehad.
Ik vraag de monteur om eerlijk advies. Te helpen met de afweging. Verschillende collega’s van hem verzamelen zich rond mijn lieve pak vanillevla dat hoog vanaf de autobrug op ons neerkijkt. Gezamenlijk kijken we naar zijn onderstel, tikken tegen de drempels, rammelen wat aan de remleidingen.
Wat zijn de tegens? Oud, spartaans. Er zijn veel tegens. Wat zijn de voors? Het ding heeft karakter. Heeft een naam. Is in zekere zin een erfstuk. Zowel mijn vader, als Gert en Eloy hebben hem nog gezien. Vonden hem tof. Zij zijn alledrie kapot, maar de Mek nog niet.
Unaniem besluiten de monteurs dat dit voldoende reden is. Repararen, het koekblikje is helemaal niet in zo’n slechte staat. Kan prima nog heel wat kilometers mee, zijn ze het over eens. Een auto met een persoonlijkheid is altijd de moeite van het redden waard.

De dag er na is hij al klaar, mag ik hem ophalen. Ik vermoed stiekem voorrang te hebben gekregen. Ik mag altijd bellen als er iets is.
De komende jaren rijdt hij weer als een zonnetje, de Ekmek, mijn eigen eigele kubusje.


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *