Ik ben Yoghurt, Perzik Yoghurt, en ik luister naar elke naam die je me geeft. Je hoeft me nauwelijks bij mijn naam te noemen, slechts in mijn richting ademen is al voldoende om mijn aandacht te trekken.
Ik kan niet miauwen, uitsluitend piepen of harder piepen. Mijn leidinggevenden vinden dit prachtig, en piepen fanatiek terug.
Dit is een vicieuze cirkel, want nu reageer ik ook op piepen. Als ik piep, en er wordt teruggepiept, en ik daar weer op piep, schrik ik van mijn eigen gepiep en vraag ik me af waar dat geluid vandaan kwam.
Ik reageer op alles. ALLES. Ik word bij voorkeur geroepen met een luide “HIEPPIEPPIEP”; dan kom ik er aan rennen. Ik reageer ook op “vadsig kutbeest”, “rosse teef”, en “achterlijke haarbal”.
Je hoeft me eigenlijk niet eens te roepen, ik hoor jouw gedachten. Oogcontact is voldoende om me op te winden.
Mijn staart is mijn grootse vijand. Wanneer mijn hoofd en poten blij zijn, slingert die pluizige appendix woestig heen en weer. Ik heb geen controle over dat ding.
Ik vraag me dagelijks af waarom die staart aan me vast lijkt te zitten. Die harige slinger achtervolgt me overal en maakt me hysterisch. Hys-te-risch. Mijn achterpoten verwarren me eveneens. Als ik gelukkig ben, schop ik mezelf regelmatig in m’n eigen gezicht.
Ik kan niet fatsoenlijk eten, en pak ieder brokje afzonderlijk met mijn poten. Smijt het daarna in de waterbak en klaag dat het vies is.
Ik lust niets. Ik was me uitsluitend op aanstootgevende wijze, kijk overwegend scheel, en begin te snurken nog voor ik in slaap val. Laatst schrok ik van mijn eigen reflectie.
Ik kan vrij weinig, maar probeer dit ook niet.
Ik woon samen met Bami van Gisteren. Hij vindt mij volkomen achterlijk, en daar heeft hij een punt.
Echter, ik ben niet degene die op dagelijkse basis mijn levensverhaal in een kamerplant schreeuwt.
Situatieschets: Hij gaat naar buiten, schrikt daar van een vlinder, en sprint in blinde paniek naar huis. Hij komt gillend binnen, houdt halt bij de Sanseveria in de gang, en steekt zijn kop tussen de bladeren. Hier jodelt hij net zo lang met zijn kop boven de vochtige aarde tot zijn frustratie gezakt is.
Ik vind hem vrij disfunctioneel. Hij hangt als een sjaal in ieders nek, bedelt als een volgzame hond om alles wat eetbaar lijkt, en is werkelijk de grootste aandachtshoer die een kat zich kan voorstellen. Hij mist een oog en is nog arrogant ook.
Onlangs heeft Bami op het tapijt gekotst. Dat vond ik prachtig. Ik zat er bij en keek er naar. Als ik handen zou hebben gehad, zou ik hebben geapplaudisseerd. Staande ovatie. Wat een show, wat een entertainment. Bis, bis.
De drab die hij achterliet was werkelijk fascinerend. Half vergane brokjes, plukjes kattengras; noem het maar en het zat er bij.
Gek genoeg lustte ik dit wel, in tegenstelling tot de verse, onverteerde brokjes in mijn etensbak.
Het viel goed, tot een minuut of vijf later. Ik besloot mijn maag te legen op precies dezelfde plek als waar Bami’s kots net kokhalzend door mijn mensen was opgeruimd en weggepoetst. Het grootse verschil is dat ik wèl op tijd bedacht hier doorheen te kunnen rollen voor het werd schoongemaakt. Nog lekker warm en vochtig. Gemiste kans voor Bami. Één-nul voor Yoghurt. Waarom iedereen mij zo aanstaarde is en blijft een mysterie.
Persoonlijk vind ik het fijn met Bami samen te wonen, maar al mijn aandacht gaat uit naar de mensen in huis. Men zegt dat ik compleet gefixeerd op ze ben; ik zie dat anders.
Men zegt ook dat ik het concept van aaien niet begrijp, maar ik laat me het liefste gewoon graag slaan tot voorbij de grens van pure mishandeling. Daarna lik ik mijn vacht zo agressief mogelijk en schreeuw de longen uit mijn lijf, en kom terug voor de volgende ronde. Ik zet me schrap met de poten wijd, en sla me sla me sla me SLA ME.
Aandacht vragen is mijn fulltime baan. Ik heb hier een routine in. Ik begin met piepen en tik daarna met beide poten net zo lang tegen een been of ander lichaamsdeel tot mijn aanwezigheid erkend wordt. Hierna geef ik kopjes met de intensiteit van een sloopkogel.
Als laatste, wanneer ik opgetild word, bijt me ik vast in een schouder of arm als een uitgehongerde Dracula. Dan zuig ik me vast, zink mijn tanden diep in het vlees van mijn mensen, en laat liters kwijl naar beneden glibberen.
Ik ben Yoghurt, was dat een vlieg? Waar komt die staart vandaan? WAT DOE IK HIER?
Beste schrijver,
Een verrassing van sterke zinnen.
‘ik ben niet degene die op dagelijkse basis mijn levensverhaal in een kamerplant schreeuwt.’