Een wijs vrouw zei ooit: “Psychiatrisch werker word je niet, dat bèn je.”
Wat ze hier mee bedoelt is dat sommige mensen iets hebben, een stukje persoonlijkheid of uitstraling, dat maakt dat ze regelmatig op straat worden aangeklampt door volslagen onbekenden.
Die wijze vrouw is mijn moeder overigens, de psychiatrisch werker der psychiatrisch werkers.
Ze noemt dit verschijnsel ook wel het hebben van een bedelaarsgezicht. Het soort gezicht dat blikken en herkenning trekt, dat maakt dat men je vertrouwt en ongegeneerd verhalen met je deelt.
Vanochtend stond ik in de rij voor de kassa in de supermarkt. Voor mij stond een man van een jaar of vijftig. Lang, imposant, met een grote baard. Hij had een vale trui met vlekken aan, broek idem dito.
Hij kocht sinaasappelsap. Niets anders dan sinaasappelsap. Pak na pak stapelde hij met een brede glimlach op de lopende band.
Zonder enige aanleiding draaide hij zich om. “Tinie zei altijd dat sinaasappelsap gezond is. Sinds ze dood is probeer ik goed te leven. Voor haar zeg maar.”
Wat volgde was een verhaal over zijn overleden vrouw, het weer, zijn gezondheid, de last die hij van zijn rechterbeen heeft, en over poes Pluisje, die geen vis lust.
Een compleet ziekbed later waren we bij het inpakken van de boodschappen beland. Zonder zijn verhaal te onderbreken vroeg de man mij te helpen inpakken. Geamuseerd begon ik de pakken te stapelen.
De man keek bedachtzaam naar de tassen vol sinaasappelsap. “Hoe ga ik dit meenemen?””, vroeg hij, meer aan zichzelf dan aan mij. “Ik heb zo’n last van mijn been, weet je? Mijn lichaam is toch ook niet wat het was.”
Zonder aarzeling bood ik aan de man te helpen zijn spullen thuis te brengen. Hij woonde in de buurt, zei hij.
Mijn fiets heeft een rekje, en samen zetten wij de tassen er op. In gedachten verzonken slingerde de man zijn been over het zadel en stapte op. Ik kon hem net op tijd tegenhouden, anders was hij, verstrooid en met mijn fiets en al, zo weggereden.
Samen zijn we naar zijn huis gelopen, een paar straten verderop. Daar heb ik de pakken voor hem in de koelkast gezet en Pluisje –die geen vis lust- geaaid.
En zo komt dat dat ik vandaag ruim twintig liter sinaasappelsap naar het huis van een volkomen vreemde heb gebracht.
De mensheid is een mooi gegeven.