Het rustige ritje met de bus werd wreed verstoord door de binnenkomst van een vrouw die een geur verspreidde alsof zij enkel baadde in liters Chanel. Ze plofte schuin tegenover mij neer, keek misprijzend rond, en richtte zich daarna op zichzelf.
Het gezicht van mevrouw zag er uit alsof iemand met een paintballgeweer lukraak op haar ogen en mond had geschoten, toevalligerwijs bloederig rood ter hoogte van haar lippen en kobaltblauw rondom haar wenkbrauwen.
Verder naar beneden werd het minder appetijtelijk. Mevrouw droeg een duur mantelpakje in babykotsgroen, inclusief een handtas in een soortgelijke kleur, met daaronder zalmroze sandalen waaruit robijnrode teennagels kromden.
Ze zag me staren. Ze keek terug, beschuldigend, en brak los met een stem waar een zeeman jaloers op zou zijn.
“Ik snap wel dat ze zo staart hoor wijffie, op mijn leeftijd alles zo goed voor elkaar. Dat kan ik van jou nog niet zo zeggen he, die afgunst!”
Allereerst vroeg ik me af of haar leerachtige, gebroken huid een indicatie voor haar leeftijd kon geven, of enkel voor het aantal gemaakte zonuren. Daarnaast kon ik mezelf in de verste verte niet betrappen op een greintje jaloezie, hoe hard ik mezelf ook probeerde voor te houden dat zalmroze het helemaal gaat worden deze zomer.
Ik knikte vriendelijk en hoopte daar mee klaar te zijn.
Mevrouw bevestigde de discussie gewonnen te hebben, trok haar voeten uit haar sandalen, en plantte deze plat op de stoel tegenover haar. Uiterst tevreden begon ze tussen haar tenen te pulken.
Mijn afgrijzen moet hoorbaar geweest zijn, aangezien ze verstoord opkeek van haar knutselwerkje.
“Allejezus, je kan nog beter met schoenen en al op de bank staan springen dan die smerige ontbindende koraalrode zweetpoten op het busmeubilair te leggen! Gadverdamme!”
Ik vrees dat ik dit wat luider dacht dan ik gepland had.
Mevrouw Babykots bediende me direct van repliek. “Ik verzorg mezelf tenminste netjes. Dat lijkt me bij jou niet het geval, met zo’n paarse broek en gympen.”
Touché mevrouw, die zit.