Om een uur of half tien ’s ochtends besluit ik een stukje te gaan lopen. Alles om dit luie kadaver in beweging te krijgen. De zon schijnt, maar het is nog niet heel warm. Jas aan, muziek op, en naar buiten.
Vanuit een portiek komt een oudere vrouw met rollator gelopen. Zij komt van rechts, maar een uitrit heeft geen voorrang. Ik wens mevrouw een goedemorgen en loop door.
Achter me meen ik iets te horen. Vast een vogel of verkeer. Ik stap verder.
Geschreeuw. Geschrokken kijk ik achterom, bang dat er iets aan de hand is. Niets te zien. Muziek uit, koptelefoon af.
“KOUD HE?”, roept de vrouw. Ze heeft het tegen mij. “IK VIND HET MAAR KOUD. IK WAS NET AL BUITEN, MAAR BEN WEER NAAR… oh, je hebt je muziek uitgezet. Ik ben weer naar binnen gelopen om een jas aan te doen. En ik klaag toch echt niet snel.” Ze kijkt me strak aan en verwacht duidelijk een antwoord.
“Het is nog vrij fris inderdaad, u heeft gelijk,” reageer ik. Ik wens haar nogmaals een fijne dag, en maak aanstalten om door te lopen.
“Leuk dat je even meewandelt,” zegt mevrouw. Goed, ze heeft dit blijkbaar al voor me besloten. “Ik ben Ria, waar luister jij nou eigenlijk naar?” Natuurlijk heet ze Ria, kan niet missen. Ik stel me voor als Marieke, en vertel welke muziek ik aan had staan. Op dit moment luister ik naar Muse.
“Mijn kleinzoon houdt ook van musicals!”, roept Ria enthousiast. “Maar die is homo! Niet dat dat uitmaakt hoor, maar een beetje truttig is hij wel met zijn kostuums en nagellak!” Ik gniffel, en doe een halfslachtige poging uit te leggen dat ik een bloedhekel aan musicals heb, en dat haar kleinzoon als een leuke kerel klinkt.
Qua muziek bereiken we een overeenstemming; harde gitaarmuziek is waar ik naar luister.
Al kletsend komen we bij het winkelcentrum. De bankjes op het plein worden vrijwel altijd bezet door een leger aan bejaarden, en deze ochtend is geen uitzondering. Dit blijken vrienden van Ria te zijn; te weten Ina, Riet, Ria (nog een), Toos, Truus, en Rinus. Geen grap.
Onmiddellijk stelt Ria (de orginele) mij voor als Marieke die harde gitaarmuziek luistert. Of ik even kom zitten. Natuurlijk.
Met name Truus wil weten hoe die muziek dan klinkt, de rest knikt in overeenstemming. Ik plug mijn koptelefoon uit, zet de speaker aan en druk op play. Bliss schalt door de ruimte. Het merendeel van de grijze groep kijkt wat bedenkelijk.
Rinus bromt dat samen met Hazes de hele muziekwereld is gestorven. Ria (de tweede) vraagt aan Ria (de eerste) of dit nou ook is wat haar kleinzoon zo mooi vindt, want die is toch homo.
Toos (of Ina) verzucht dat de jeugd toch echt een heel ander soort generatie is, en ondanks dat ik haar herhaaldelijk kenbaar maak al lang geen jeugd meer te zijn blijft ze bij haar punt.
Na een klein kwartiertje van gezellig gekeuvel (“Koud he? Ik was eerder al buiten maar dan zonder jas. Ik ben gauw weer naar binnen gelopen, etc etc”) kondig ik mijn vertrek aan. Ik wens de hele groep een fijne dag en sta op. Ik word per direct teruggefloten.
Ina (of Riet) drukt een doosje rozijntjes in mijn hand en waarschuwt me op mijn gehoor te letten met die snerpende gitaarmuziek van ons jongelingen.
“En doe een sjaal om. Ria was net al buiten zonder jas, maar ook zij vond het te koud en is weer naar binnen gelopen. En Ria is toch echt geen klager.” Ik knik, en bedank vriendelijk voor het advies. “En Ria kan het weten, want haar kleinzoon is wel vrij truttig.”