De wijk waar ik post bezorg heeft een klein hofje. In dat hofje wonen een stuk of dertig zelf uitgeroepen kunstenaars, allemaal lekker gek inclusief korte pittige kapsels.
Er heerst een sfeer van lekker uniek doen, niet met de massa meegaan, maar oh wee wanneer er een vreemdeling (in de vorm van postbode) langs de ramen loopt. Door de gemacrameede gordijnen staren ze je na.
Vandaag was een van de bewoners haar voordeur aan het verven. De dame in kwestie heeft, mede dankzij haar stekeltjes en stoere werkpak, het meest potteuze uiterlijk dat ik ooit binnen één persoon ben tegengekomen.
Vanwege het verven van de deur heeft zij gemakshalve haar volledige brievenbus verwijderd, en daarmee ook de eventuele wel/niet-sticker.
Terwijl ik enthousiast de reclamefolders vuistdiep door het gat van haar deur duwde, sprak zij mij door diezelfde tochtige gleuf aan. Zij vond het zo lekker brutaal van me dat ik haar zonder blikken of blozen die rotzooi aansmeerde, en of ik niet kon zien dat de verf nat was.
Op dat moment drong de ironie van de situatie tot mij door.
De vrouw die voor mij stond, wijzend op een papiertje met NAT er op, had een gezicht waar zelfs de meest ervaren lesbienne gortdroog van zou worden.