Momenteel staat de score op een half pakje zakdoekjes (gebruik ik nooit), vier theelepels, een normale lepel en een vork, negen pennen, paperclips, minstens tien haarelastiekjes zonder haar, en rubberen elastiekjes met haar.
Een kattenspeeltje, iets waarvan ik aanneem dat het ooit een mandarijn was, een mandarijn, en drie boterhamzakjes.
Waar in godsnaam komt deze rotzooi toch vandaan?
Men neme een werktas. Men lege deze werktas. Men vulle deze tas met werkgerelateerde spullen, zoals een agenda, pen, lunch, en een waterflesje. Men vulle dit aan met een (1!) pakje kauwgom, huissleutels, telefoon en eventueel oplader.
Men volbrenge een werkdag, men kome thuis, en herhale dit proces de dag er na.
Men eindige de week met bovengenoemde tas vol onbestemde zooi waarvan de herkomst niet te achterhalen valt.
Men slepe, dag in, dag uit, een stapel zooi mee die ongezien lijkt te groeien. Spullen die nooit bewust in tassen worden gedaan.
Spullen die, rekenend in aantal afgelegde kilometers, minstens veertig keer het land hebben doorkruisd zonder dat hun aanwezigheid is opgemerkt.
In elke tas, jas of zak vind ik zaken terug die ik met de beste wil ter wereld niet kan herleiden. Met name de bodem van elke tas blijkt een goudmijn van ontraceerbare meuk.
Ik vermoed de eigenaar te zijn van ’s lands meest bereisde mandarijn, en schep hier toch een soort van trots in.