Een man van een jaar of vijftig. Leren puntschoenen met groene, blauwe en rode strepen. Chique, maar met een alternatieve bijsmaak. Een shirt met het logo van een metalband, daar overheen een nette, goed passende maar verwassen rode colbert. Smal gebouwd, redelijk lang. Kortgeknipt grijs haar. Een nette coupe, maar wat verwaaid en slordig aandoend.
Vriendelijk gezicht, lieve blik, kleine glimlach. De man straalt rust en zachtheid uit.
In zijn hand een hondenlijn, strak gespannen. Aan het eind van de lijn een kleine Airedale terriër, een pup. Nieuwsgierige zwarte ogen, honderig enthousiasme.
Hond en baas zijn vrolijk, de hond openlijk, de baas wat meer gereserveerd.
De pup doet een stap mijn richting op. Kijkt me aan en gaat zitten. De baas staat er geduldig naast. De hond inspecteert me van een afstandje, geinteresseerd. Kwispelt een enkele keer, piept.
De man merkt wat timide op dat de hond graag aandacht vraagt. Hij lijkt dit zelf minder te verlangen. De hond staart. De man staat. Geduldig. Geamuseerd.
Wanneer de hond de belangstelling verliest, het staren doorbreekt, opstaat en verder wandelt, volgt de man met rustige tred. Groet verlegen, steekt zijn hand op en geeft een lieve knipoog. Samen slenteren ze verder.
De hond staat stil. Ruikt aan een bloem, een paal, een fiets. De man bekijkt de objecten van interesse met aandacht, glimlacht.
Halverwege de stoep. De hond kijkt op naar de man, richt zijn kop omhoog, helemaal omhoog en zoekt zijn ogen. Kruist zijn blik.
De man knikt, de pup gaat zitten. Staart naar een auto. De man wacht geduldig tot de hond tevreden is. Kijkt achterom, wijst naar de hond en haalt zijn schouders op. Sommige dingen gaan nu eenmaal zo.