Mijn naam is Bami, en mijn collega is achterlijk. Hierover later meer.
Voluit heet ik Bami van Gisteren, omdat het klaarblijkelijk een hilarisch idee is om dieren naar voedsel te vernoemen. Dat is tot daar aan toe, maar om ze daar nou de rest van hun leven belachelijk mee te maken…. Hufters.
Zelf ben ik een Abessijn, maar niemand lijkt te willen erkennen dat ik een raskat ben. Hoe glorieus en hoog op de poten ik ook sta, hoe minachtend ik de kamer ook rond staar, mijn leidinggevenden komen niet verder dan “Bamsewams” en dragen me als een spinnende sjaal om hun nek.
Ik mis een oog. Ik ben zelf onder de indruk dat dit mij vervaarlijk en onmiskenbaar stoer maakt, maar in de praktijk word ik “blinde klootviool” genoemd. Dat accepteer ik, zo lang er maar brokjes worden verstrekt.
Ik praat graag mee. Over de kwaliteit van bovengenoemde brokjes bijvoorbeeld. Ze zijn afdoende, maar ik vind absoluut dat ik verse zalm verdien. Ik verdien wel meer dan dat, maar er komt mij maar weinig toe. Te weinig, gezien hoe glorieus ik ben.
Ik uit mijn mening veelvuldig en luidkeels, bij voorkeur rond een uur of drie. ’s Nachts, welteverstaan. Mijn klaagzang klinkt verreweg het beste echoënd in het holst van de nacht.
Spelen is ver beneden mijn stand, evenals drinken uit een waterbak. De kraan open, of anders niet. Graag sta ik net zo lang schreeuwend op de wasbak tot ik daar uit pure ergernis vanaf word gegooid en naar mijn waterfonteintje gedirigeerd. Prima ding trouwens, zo’n fonteintje, maar dat ga ik uiteraard niet toegeven. Perrier of Evian lijkt me echter meer op z’n plaats, maar ik krijg zelf die verdomde flesjes niet geopend.
De beste gesprekken heb ik met de Sanseveria in de gang. Ik noem haar Sandra. Zij is het enige wezen in huis dat mijn zielenroerselen lijkt te begrijpen, en regelmatig ga ik in conclaaf met deze plant. Ik steek mijn kop tussen Sandra’s bladeren en luister naar de poëtische wijsheid in het ruisende groen.
Mijn collega, daar zou ik je over vertellen. Yoghurt heet ze, Perzik Yoghurt. Achterlijk is nog te veel eer.
Ze is oranje, harig, en volkomen debiel. Ze stinkt. Ze kan niet miauwen, alleen piepen en schreeuwen. Ze snapt mij niet, spreekt geen kattentaal, en heeft werkelijk het IQ van een kamerplant. Geen kamerplant zoals mijn geliefde Sanseveria, maar meer zoals een cactus. Stekelig, vadsig en volkomen nutteloos.
Het is prettig dat ze een goede lichaamstemperatuur heeft, wanneer ze bovenop me neerploft zonder door te hebben dat ze me praktisch vermoordt. Ze is in ieder geval lekker warm en dient in die zin toch een soort van nut.
We wonen samen, en ik zal de laatste zijn om toe te geven dat ik dat fijn vind. Yoghurt kwijlt en lijkt in een constante staat van psychotische dissociatie te verkeren. Ze weet van voren niet dat ze van achteren leeft.
Alleen Sandra erkent dat deze rossige haarbal nauwelijks een toevoeging op ons huishouden is, want mijn leidinggevenden zijn gek op haar. Ik ook, maar ssst, bek houden.